donderdag 14 november 2013

Naar Ovidius

Mijn verloren strijd

Nu de nacht gevallen is en jij de vreemde in jezelf niet ziet
kan ik alleen de tijd misleiden en troost mezelf
met woorden die niemand aan moet horen

Ik doe dit tot de dag weer aangebroken is en alles waar ik om jammer
in een ander licht verschijnt.
De doden, mijn schaarse vrienden, mijn medemensen,
mijn geliefde, ze treuren niet om mij op dezelfde manier

Ik leef en hou me op met vermeende prozaïsche pogingen.
Mijn vlammenvoer, het wapen waarmee ik tijd en elk gebeuren vanuit mijn schijnbaar dode hoek bestrijd.

Maar toch ben ik gevoelig, opgejaagd en opgewonden door de kleinste kleinigheid
Ik kom bij elke val ten val. Maar ik sta op en sleep me tot de achtergrond.
Bitter eerst nog, maar door mijn aard zo licht ontvlambaar, alweer verstrikt in bagatellen. Brandend van verlangen om waar te maken al wat uitgesloten is.

Nu de nacht verslagen is en ik beklemd de dag begin
ben jij, mijn synoniem voor eenzaamheid, nog altijd zonderling en blind
en ik, halfgaar, lees in de woorden die ik schrijf het falen, het verliezen van de tijd.

Janne

Geen opmerkingen:

Een reactie posten